Henk gaat een sportschool beginnen, hij vraagt of ik hem wil helpen met het verbouwen van het gebouw dat hij heeft gehuurd. Ik zit zonder werk en heb toch niets te doen, dus ik wil hem wel helpen.
“Koos wil jij achter de bar staan?” vraagt Henk dan halverwege de verbouwing. Wanneer ik me bedenk wat het betekent om achter een bar staan met mijn begrip van rekenen, slaat mijn hart op hol. Ik wil er eerst over nadenken en ik vertel het aan Edith.
Edith zegt meteen: “Geweldig, dat moet je doen! Dat is goed voor je. Dan ben je eindelijk weer eens onder de mensen, in plaats van achter die spelcomputer of de tv. Het is een kans die je met twee handen moet aanpakken. Wat kan er nou gebeuren? Dat rekenen is een fluitje van een cent, er staat toch een kassa.”
Ik laat me overhalen. Ik ben zo zenuwachtig voor die eerste keer op de sportschool, ik ben volkomen wereldvreemd. Het geeft me slapeloze nachten. Maar het valt ontzettend mee, de angst en onzekerheid zijn voor niets geweest. Het duurt wel een paar weken voor ik van mijn faalangst af ben, maar dan heb ik het er naar mijn zin.
Intussen heeft mijn neef Piet een paar keer laten vallen dat ze nog viscontroleurs zoeken: “Wil jij niet controleur worden?” Hij is zelf controleur en voor we gaan vissen, doen we altijd eerst een rondje park.
Maar ik durf het niet, want dat kan ik vast niet. Nu sta ik altijd op een afstand te kijken, dat vind ik al spannend. Ik probeer erachter te komen wat je allemaal moet kunnen: “Moet je veel administratie doen?”
“Nee hoor, daar is niets aan. Ik kijk alleen of ze de juiste vergunning hebben, anders stuur ik ze naar de viswinkel. Wat je mij ziet doen langs de waterkant, dat is alles. En soms houden we een vergadering.”
“Dan wil ik het ook wel proberen.” Als het echt niet gaat kan ik me nog altijd ziek melden.
De hele nacht zitten we aan het water. Piet heeft een campingkookstelletje, waar hij thee en koffie mee zet en hij heeft ook altijd een pannetje om wat soep op te warmen. Ik heb lekkere dikke soep met rookworst meegenomen. Ik maak de thermoskan open en de geur komt me tegemoet. Het smaakt altijd lekkerder aan de waterkant.
De andere dag komt Piet aan de deur: “Koos, ze willen kennis met je maken voor je controleur wordt.”
Onderweg ben ik erg gespannen. Een lange, oude man doet open en met knikkende knieën stel ik me voor.
“Waarom wil jij controleur worden?”
“Ik wil graag wat voor de Visvereniging doen, dan kan ik Piet helpen bij het controleren.”
“Op één voorwaarde, je moet een controleurscertificaat halen. Wil je dat?”
“Ja hoor,” bluf ik.
Het zweet breekt me uit. Ik voel de haren in mijn nek overeind komen. Daar ben ik natuurlijk te dom voor, maar ik kan nu niet meer terug. Waar ben ik aan begonnen! Piet ziet misschien iets aan me zegt geruststellend: “Ik heb nog een cursusboek voor je liggen, ik help je wel.”
Gelukkig gaat het meeste over hoe je iemand benadert. Soms staan er wel vreemde woorden in die ik niet begrijp, die vraag ik dan aan ma.
Ik heb het geluk dat het examen steeds wordt uitgesteld. Zo kan ik het beter leren en intussen laat Piet zien hoe het in de praktijk werkt. Het is een stuk makkelijker dan ik dacht. Naarmate we dichter wij bij het moment van het examen komen, verzin ik meer manieren hoe ik er onderuit zou kunnen komen. Maar dan stel ik mijn neef teleur, dat wil ik ook weer niet. Ik doe geen oog meer dicht.
Op de bewuste avond zit ik dan met allemaal multiplechoicevragen voor mijn neus. Ik voel mijn hoofdhuid zo strak staan dat het lijkt of ik een te kleine badmuts op heb. Voor we beginnen moeten we ons voorstellen. Zo kom ik erachter dat ik tussen mensen van de politie zit. Dan ben ik aan de beurt. Stotterend stel ik me voor. Dan wil ik snel het woord doorgeven aan mijn buurman, die glimlachend vraagt: “Wat doe jij voor werk?”
“Ik werk bij mijn broer in zijn sportschool.”
Hij kijkt op mijn formulier naar wat ik heb ingevuld.
“Jij hebt een mooi handschrift. Vroeger schreef ik ook aan elkaar, maar dat heb ik afgeleerd.”
“Ik moet even naar de wc, ben zo terug.” Weg ben ik, op de wc bedenk ik wat ik moet doen. Straks vraagt hij nog wat voor opleiding ik gedaan heb, wat moet ik dan? Ik moet bluffen anders weet straks iedereen het. Ik ga terug en zwijg als het graf.
“Wat zie je wit, Koos, ben je niet lekker geworden?” vraagt Ron.
“Ja,” zeg ik, “ik heb last van mijn buik.”
Ook mijn buurman heeft het gehoord. Gelukkig begint hij niet meer over mijn schrijven. Langzaam trek ik weer bij. Een jongen zegt dat hij graag zijn diploma viscontroleur wil halen. De man van de visportbond begint te lachen. Iedereen lacht mee, behalve ik.
“Dan ben jij de enige hier die voor een diploma komt! De rest krijgt alleen een certificaat dat ze de cursus hebben gevolgd!”
De vragen die voor mijn neus liggen worden mondeling besproken en je hoeft er alleen maar op te antwoorden. Er valt er een last van mijn schouders. Langzaam durf ik steeds meer terug te zeggen. Aan het eind van de avond krijgen we allemaal een certificaat. We gaan nog wat drinken en het is heel gezellig. Onderweg naar huis zegt Piet: “Jij weet echt veel meer dan ik!”
Hij moest eens weten. Maar ik ben toch maar mooi weer een stap verder. Ben ik dan toch niet zo dom als ik denk?
Ik hou van je!
Je heb zo veel voor mij betekend op de sportschool.
En ik denk er af en toe aan terug, ik heb mezelf meerdere keren over de kop gewerkt maar jij was een grote steun.
Bedankt.