Er komt een nieuwe dame in de klas met een grote groep leerlingen. Ze heet Maria. Ik stel mezelf voor om haar welkom te heten. Babs, onze docent, komt de klas binnen. Ze is de vijfde docent waar ik mee werk.
Eerst waren er Tine en Ellen, Tine is met pensioen. Ellen is voor de stichting Lezen en Schrijven gaan werken. Daarna kwam Gerrit , ook hij is met pensioen gegaan. Twee keer is intussen de stekker uit het lesprogramma gehaald. Er komt geen geld meer uit Den Haag. Hetzelfde verhaal speelt in de gemeente Schiedam, vertelt Babs .
Ik ben al eerder op straat gezet door de gemeente. Althans, zo voelt het wel als je leuke docenten hebt en een gezellige klas. Je merkt dat je achteruit gaat, omdat je niet naar school kan. Op een dag belde Ellen: “Koos, als je wil kun je weer naar school, er is iets geregeld.” Nu zit ik dus in een nieuwe klas, met nieuwe leerlingen en een nieuwe docente. Maar de mensen die bij mij in de klas zaten, die zijn er niet meer.
“Wat gaan we doen?” vraagt John.
“Vandaag wordt het DT of T of D,“ antwoordt Babs.
Maria schrikt op en kijkt me met grote ogen aan: “Koos, ik ga naar huis, dat kan ik niet.”
“Vind je het zo erg, Maria?”
“Ja, dat vind ik verschrikkelijk, ik heb er geen zin in om voor lul te zitten.”
“Ach Maria, je bent niet de enige die daar moeite mee heeft, de helft van Nederland doet het nog steeds fout. Het komt goed.”
Met pijn en moeite blijft ze zitten. Ik zie hoe ze met grote ogen naar haar huiswerk kijkt. Ik herinner mijn eigen paniekaanvallen en de steun van mijn klasgenoten. Maria vraagt om uitleg en Babs legt het uit. Na een paar keer gaat ze weg en zegt tegen Maria dat ze zo terugkomt. Maria moest het maar eens proberen. Voor mij klinkt het als muziek in de oren.
“Koos hoe zit dat?” vraagt ze.
“Eerst kijk je of het in de tegenwoordige tijd staat. Als dat zo is, kijk je wat de stam van het woord is.” Zo leg ik het haar stukje bij beetje uit. Nu kijk ik in haar ogen, ze snapt het. De angst en de paniek is verdwenen. Ze straalt van geluk. Dat ervaar ik ook als ik weer iets nieuws heb geleerd, tegen mijn verwachting in.
Maar na ruim een jaar houdt het weer op: weg klas, weg les. Boos en teleurgesteld besluit ik contact op te nemen met de wethouder van onderwijs, Babs helpt me. Ik krijg de wethouder niet te pakken, maar wel zijn assistent. Ik heb een uitnodiging gekregen om naar het nieuwe gebouw te komen. Het interieur ziet er somber uit. Ik meld me bij de balie, na een kwartier ben ik het wachten zat. Net op dat moment komt de assistent aangelopen. Ik zeg hem wat ik ervan vind om steeds weer op straat gezet te worden en wat het met me doet. We raken in gesprek en ik leg mijn ziel en zaligheid op tafel. Dan komt hij met een heel mooi antwoord: de school gaat beginnen er is weer geld gevonden. Maar voor mij is geen plaatst, ik heb al genoeg les gehad, vinden ze. Er wordt gestart met een nieuwe ploeg. Babs gaat weer op de universiteit les geven. Bij de stichting Lezen en Schrijven doe ik mijn verhaal.
Na een paar maanden kom ik Frans tegen, een docent. Ik vertel hem hoe het de afgelopen tijd is gegaan. Hij vraagt mijn adres en mijn telefoonnummer. Na een paar maanden belt Frans me op: voorlopig kan ik een jaar terecht in diezelfde klas waar ik eerst niet in mocht. Hoe hij het voor elkaar heeft gekregen weet ik niet, maar ik ben hem erg dankbaar. Vol frisse moed ga ik weer naar school.
Na dat jaar wordt de school gesloopt. Ik merk dat ik achterop raak omdat er geen structuur in mijn lessen zit door al die wisselingen. Het duurt drie maanden voor ik weer naar school kan. Als ik de klas inloop, hoor ik dat de leerlingen overal vandaan komen, zoals Italië en Wit Rusland. Ze begrijpen niet wat ik kom doen, Nederlanders kunnen toch allemaal lezen en schrijven? Ik twijfel ook: de problemen met lezen en schrijven zijn heel anders als Nederlands je moedertaal is.
“Maak je maar geen zorgen,” zegt Frans, “ze zijn allemaal laaggeletterd, ook in hun eigen taal. Gewoon blijven komen.” Dat doe ik ook, tot ook deze school weer stopgezet wordt. Het komt weer goed dankzij de stichting Lezen en Schrijven en Frans, maar de feestvreugde is van korte duur.
Ik geef me op voor het project Taalmaatje en zo ontmoet ik Petra. Een dame met goede connecties in het zakenleven en Rotary. Voor ik het besef zijn er ineens allerlei mensen bezig om geld in te zamelen. Zoals de bevlogen Anneke, ze gaat geen uitdaging uit de weg. Daardoor is er binnen de gemeente ineens meer aandacht en geld voor taal. Die aandacht is structureel nodig, want anders kunnen we met elkaar nooit al die laaggeletterde mensen helpen. Het is een weg van de lange adem, maar we houden vol. Ik denk soms nog aan Maria en ik hoop dat zij het ook heeft volgehouden.
Wil je het hele verhaal van Koos hebben? Het is nu verschenen als boek: Koos, van laaggeletterde tot schrijver. Bestel het meteen!