“Ze hebben ambassadeurs nodig om op scholen te vertellen over laaggeletterdheid. En jij doet het zo goed op tv, ik vind het echt iets voor jou.”
Voordat ik het weet zit ik in een volle zaal. Iedereen stelt vragen en opeens gaat mijn hand in de lucht. Zomaar iets vragen, dat durfde ik nooit op school.
“Wat moet ik die kinderen vertellen?”
“Nou, gewoon je verhaal. Ik wil jouw verhaal nu wel graag horen.”
Ik haal diep adem:
“Ik kom uit een arm gezin van acht kinderen, mijn vader was alcoholist. De meest gewone levensbehoeften zoals eten en kleren hadden wij niet. Mijn broers en ik vochten om als eerste bij de broodtrommel te komen, waar vaak nog niet eens wat in zat. Ik probeerde overal waar ik kwam aan eten te komen. Het meeste geluk had ik bij mijn opa, die bewaarde wel eens wat voor mij. Met een smoes zorgde hij zelfs dat er niemand op bezoek was en dan zei hij: “Ik heb wat voor je, heb ik speciaal voor je bewaard.” Opa nam me serieus en ik had hem op zo’n moment even helemaal voor mij alleen. Maar soms liep ik dagen zonder eten op straat en zat ik met pijn van de honger in de klas. Concentreren was er niet bij, dus werd ik achterin de klas gezet, bij de wastafel.
Op een keer vroeg mijn broer vlak voor schooltijd: ‘Ben jij ziek?’
‘Nee, ik voel me zelfs sterker dan normaal.’
‘Hoe lang heb jij al niet gegeten?’
‘Een paar dagen geloof ik, maar ik heb er geen last meer van, ik voel geen honger.’
Zijn gezicht veranderde. ‘Koos, dit is heel gevaarlijk. Je moet naar tante Katrien. Rennen, dat haal je precies voor school, zeg maar dat je postzegels wil kijken bij ome Koos en dat ik je gestuurd heb.’
Dat ging een paar keer goed, totdat ik te vaak kwam, toen had mijn tante al ontbeten. Daarna ben ik niet meer bij haar geweest. Ik was te trots om toe te geven dat ik honger had.
Later moest ik met mijn broer Henk naar de kolonie. Pas een jaar later, toen mijn twee zusjes meegingen, kwam ik erachter dat het ging om het eten.
In de klas werd ik uitgescholden voor asociale, omdat ik nooit geld had en versleten kleren droeg. Ik schaamde me diep.
Er was een jongen die voor mij zat en hij had elke dag een heerlijke appel voor zijn neus liggen. Het kostte mij moeite om die appel niet te pakken en op te eten. Het enige wat ik kon doen was mijn hoofd onder het bureau te stoppen en wachten tot hij de appel op had. Dat duurde heel lang, meestal tot na de pauze. Ik miste dan de les en begreep er niets meer van. Zo ben ik twee keer in de eerste klas van de lagere school blijven zitten, tot ik naar het bijzonder lager onderwijs, het BLO, moest.”
Eerst is het stil. Dan gaat helft van de mensen huilen, de andere helft begint spontaan te klappen. De ambassadeur die mij de vraag heeft gesteld staat op en zegt: “Wat een verhaal! Het ambassadeurschap is jou op het lijf geschreven. Wat je ons nu hebt verteld, vertel dat vooral voor de klas. Jij gaat echt heel bekend worden. Doe het voor al die mensen die niet naar school durven, omdat ze denken dat ze te dom zijn en zich schamen.”